Met Mutti ga ik ter oriëntatie naar de 'dagverzorging' in de zorginstelling vlakbij haar. De 'dagverzorging' is een ruime huiskamer op de tweede verdieping van het oord. Er zitten twee begeleidsters en twee bejaarden. Normaal komen er per dag zo'n vijf bejaarden, zeggen de begeleidsters. Ze zijn heel hartelijk en aardig en gastvrij, maar Mutti duizelt het allemaal een beetje. Wat doet ze hier? Ze wil hier weg.
Maar ik ben net hartstochtelijk in gesprek geraakt met meneer Grote uit Valthermond. Hij is 89 jaar, praat plat Gronings en vertelt dat zijn vrouw 5 jaar geleden is overleden. Nu krijgt hij op maandag en vrijdag hulp, op dinsdag en donderdag komt hij hier. 'Op woensdag ben ik vrij.' Meneer Grote blijkt orgel te spelen en wel liederen van Johannes de Heer. En: er is hier een elektronisch wonderorgel. O! zeg ik enthousiast, speelt u wat voor mij! Dat laat hij zich geen twee keer zeggen. Maar de verzorgenden hebben net pauze, en die hebben daar echt geen zin in.
Zit ik in een enorme spagaat. Mutti wil weg, maar ik heb meneer Grote lekker gemaakt dat hij voor mij mag spelen. De begeleidsters glunderen helemaal: dat overkomt meneer Grote niet vaak, dat iemand vráágt of hij speelt. Ondanks dat Mutti weg wil wacht ik toch maar tot de pauze van de verzorgenden voorbij is. Meneer Groote speelt vijf liederen voor mij (het elektronisch wonderorgel heeft een afgrijselijke tremor) maar ik doe niet kinderachtig: wat ik ken zing ik mee. Als diepe alt danwel tenortje. We worden er allebei blij van.
Dan gaan we weer. Misschien tot ziens, zeg ik tegen de mensen. De begeleidsters grappen tegen Mutti dat haar dochter wel de hele dag wil blijven. Dat hebben ze goed gezien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten