Statenlid Wim Cool van de D66-fractie in Noord-Holland was gisteren de schlemiel van de Eerste Kamerverkiezingen. In het stemhokje kon hij het rode potlood niet vinden - dat lag achter een richeltje - en toen pakte hij een blauwe pen uit zijn zak. Daarmee kleurde hij het hokje van zijn keuze in. Een blunder die zijn eigen partij een zetel kostte.
Een hokje blauw kleuren, dat mag al sinds 1922 niet. De Kieswet is duidelijk: er moet met de kleur rood worden gestemd. Er zijn in het verleden wel debatten en zaken over gevoerd, maar die hebben niet tot andere inzichten geleid. Rood is rood. Wanneer Cool met lippenstift had gestemd, er dus geen enkel probleem was geweest. Als het maar rood is.
Een hokje blauw kleuren, dat mag al sinds 1922 niet. De Kieswet is duidelijk: er moet met de kleur rood worden gestemd. Er zijn in het verleden wel debatten en zaken over gevoerd, maar die hebben niet tot andere inzichten geleid. Rood is rood. Wanneer Cool met lippenstift had gestemd, er dus geen enkel probleem was geweest. Als het maar rood is.
Tot en met 1918 werd er in Nederland met een zwart potlood gestemd. Toen de stembiljetten langer werden omdat er steeds meer kandidaten kwamen en bij de verkiezingen, werd het lastiger om de zwarte potloodpuntjes te onderscheiden. In 1922 werd daarom bij wet besloten tot de kleur rood. Wim Cool, jurist, had het moeten weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten