Als ik aan mede-vrijwilligster M. vertel dat de buurttuin mijn spirituele oefening is moet ze lachen. Zelf heeft ze ook haar issues. Zo houdt zij eigenlijk niet van moestuinieren, en wil zij veel liever een bloementuin. Maar ja, deze tuin is vlak bij haar huis. De Stichting die de tuin onder zijn hoede heeft, vindt dat deze tuin historisch een moestuin was en dus moet zijn, and so be it.
Het is 5 februari en nog veel te vroeg voor tuinieren. Maar de zon schijnt, al gaat deze week weer vriezen. We willen er weer zijn en dus wat doen. Enigen van ons hebben bedacht dat we het schuurtje kunnen gaan opruimen. Het staat vol zooi waarvan je niet weet wie dat er neergezet heeft, en waarom en waartoe. Ik denk bij alles: Gooi toch weg, maar ik weet dat ze niet naar mij luisteren. Mogelijk hergebruik is hier het credo. Behulpzaam sleep ik alle troep naar buiten, wat ze nogal overdreven vinden. Mijn idee is dat alles wat straks weer naar binnen gaat hopelijk een kéuze is. Kratten, netten, plastic bakjes, plastic tasjes, tuinhandschoenen, heggenscharen, snoeischaren, mestvorken, harken, you name it.
De mede-tuinvrijwilligers zijn prettig en aardige mensen. Leuk om te kennen in je buurt. En in principe is de tuin een topplek. Daarom ben ik erbij. De kwestie (zoals ik die tenminste ervaar) is dat niemand er de baas is en dat de tuin van niemand van ons is. Hoogstens van de Stichting, maar die houden zich meestal afzijdig. Sommige vrijwilligers hebben behoefte aan leiding en educatie. Anderen willen dat juist niet, die vinden iedereen gelijk. Als medewerker moet je weg maar vinden.
Van de week heb ik me aangemeld bij een ander buurttuincomplex, aan de Klopvaart in Overvecht, van de organisatie Utrecht Natuurlijk. Die hebben door de hele stad heen zo'n tien tuinen, met schooltuinen, en ze geven daar kleine individuele grondjes uit van 20 vierkante meter, voor slechts 50 euro per jaar. En op sommige locaties geven ze ook les. De cursus kost 150 euro, en voor dat geld krijg je les, een landje, en zaden. Vanaf april.
Ik vertel van die cursus, dat ik die ga volgen. 'Je gaat toch niet weg bij ónze tuin', vraagt S. bezorgd. 'Ik denk het niet', zeg ik. 'Maar ik ga daar wel naar toe want ik kom niet tot bloei in onze tuin. Ik wil les en een plekje waar ik zelfstandig kan klooien, en niet op mijn kop krijg als ik iets ik fout doe.'
Natuurlijk blijf ik voorlopig in ónze tuin komen. Alleen al om de boeiende onderlinge processen te monitoren. Vandaag fascineren de conversaties het meest. We kunnen allemaal zo in een geestige satire. Zo vertelt M. dat haar P. vanochtend wat snoeiwerk heeft bestudeerd. 'Weet je wat hij ontdekt heeft? Perenbomen die geen vrucht dragen moeten een zaagsnee onder aan de stam. Dan gaan ze weer bloeien. Fascinerend he?'
'Maar de peren geven heel veel vrucht!' zeg ik. 'Die perenbomen zaten barstensvol peren vorig jaar!'
Nu maar hopen dat hij niet gaat zagen.
En dan de bewegingen in en uit het schuurtje. Iedereen doet maar wat, niet doelgericht maar met een soort van circulaire bewegingen. Als spreeuwen. Elke keer als iemand wat vindt krijgt dat navolging, maar even later vindt iemand anders wat anders en kan de vorige actie zo weer opgeheven worden. Ik houd meer van doelgericht en planmatig werken. Maar ook dit circulaire werken komt op iets uit, want na twee uur is de schuur wel helemaal opgeruimd en is er een grote stapel afval. En ik heb dat niet gedaan.
De spirituele uitdaging is: niet mopperen en hier een plek in vinden.