We gaan naar de tentoonstelling over Femø. Pruttelend over mijn eind jaren zeventig en begin jaren tachtig loop ik maar het museum, niet helemaal open minded voor wat er te zien is maar vooral bevangen door de herinneringen aan die tijd.
Bobby heeft nog nooit over Femø gehoord is wel geinteresseerd. Zelf was hij een linkse jongen in die dagen. Met dat het-persoonlijke-is-politiek van die feministische vrouwen hadden linkse mannen niets.
Nu moet hij mij alles over Femø vertellen, want de begeleidende tekst bij de tentoonstelling is in het Deens. Die vrouwenkampen waren er al vanaf eind jaren zestig, en: ze zijn er nog steeds. Nu zijn ze heel anders van sfeer. Ze waren ooit opgezet om vrouwen even vrijaf te geven van hun rol als huisvrouw en moeder. En zichzelf als individu te ervaren, oude rollen af te werpen, nieuwe dingen te leren.
En vervolgens kwamen de dochters op de proppen, die alles ander wilden. Een van de lijfliederen was: Oli-oli-ola-nooit-me-moeder-achterna...
In de jaren tachtig namen radicalinski's de macht over en werden het te Femø lesbisch-feministische kampen, waar geen jongetjes meer welkom waren.
We zien er veel gebreide truien en affiches, we horen feministische kampliedjes. Het beeld dat echter het meeste bij mij oproept zijn deze drie symbolen. Iedereen die een béétje vóór vrouwenemancipatie was in die dagen droeg zo'n vrouwenteken en het was een principiële keuze welk vrouwenteken je droeg.
Die linkse, dan was je vóór vrouwen, dat was type Opzij, dat vond ik beetje niks. Die middelste, dan was je lesbisch en vond je dat iedereen dat moest weten. De rechtse was voor stríjdbare vrouwen. Ik koos na ampel beraad de rechtse, hoewel die vuist me ook weer wat tegenstond. Die heb ik ook weer snel afgedaan.
Zo kom ik zomaar in Maribo Denemarken in een woelige herbeleving van mijn woelige studentenjaren terecht. Het proces was al in gang gezet door Renske Jonkman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten