Het broeit bij Zing & Beleef Händel. De mensen zijn een beetje wild. Het zal wel van de sneeuw komen. Het is een beetje onduidelijk hoe de regels van het zitten zijn. Sommige mensen zitten elke week op dezelfde plek. Sommige mensen komen samen. Leen is altijd op het nippertje, en aan mij de eer de stoel naast mij vrij te houden. Het vrijhouden van de stoel naast je wordt gerespecteerd, maar is ook weer niet vanzelfsprekend.
Vandaag zit er als ik arriveer pas één heer tenor en wel op het hoekje van de tweede rij, precies waar ik vorige week was gaan zitten. Was/is het zijn plek? Door de macht der gewoonte? Hij heeft een plastic tasje op de stoel naast zich gelegd. Die is bezet? vraag ik. Ja, hij hoopt tenminste dat zijn vriend komt, met die sneeuw. Dus ga ik op de stoel naast de plastic tas zitten. Ik had best direct naast hem willen zitten, want hij zingt nogal luid. Daar heb je als onzekere stem fijn houvast aan. Maar goed.
Zijn vriend komt en groet mij vriendelijk. Niets aan het handje. Maar dan komt er ineens van rechts een kleine fijne grijze dame, die op onverwacht ferme toon tegen mij zegt dat ik op haar plaats zit. Hoezo, zeg ik. Wij zitten altijd naast die heren, zegt ze stellig, bijna agressief. Nou eh, zeg ik, het is toch elke week anders? Vorige week zat ik nog op zijn plek. Het is toch ongeplaceerd? (Waar gaat het over, denk ik, tegelijkertijd, ze mag op best naast die man, maar ik laat me niet wegsturen door een kaktut). Eigenlijk sta ik al half op, maar zij is intussen woedend een stoel bij mij vandaan gaan zitten. Dus blijf ik maar waar ik was. Een derde dame tenor, op de rij achter ons, die het tafereeltje heeft aanschouwd, lacht me bemoedigend toe.
Het raakt tegen achten, Leen is er nog steeds niet. Dan komt de vriendin van de kaktut er aan. Ik zie het onmiddellijk: zij is óók teleurgesteld dat ze niet naast de heren naast mij zitten. Wat speelt hier? Zijn ze gescheiden? Weduwe? Misschien is deze cursus wel een belangrijk middel om heren te ontmoeten en nieuwe vrienden te maken. Ik durf ineens niet meer te zeggen dat de plaats naast mij bezet is voor Leen. Daar gaat de vriendin van de kaktut zitten. Als Leen eindelijk komt gaat ze maar op de achterste rij.
Leen blijkt dat overigens helemaal niet erg te vinden, in tegendeel, want nu zit zij naast De Mooiste Man van het Koor. De hunk. Hij is een van de jongere en als een van de weinige heren hier goed geproportioneerd. Hij is ook leuk en voorkomend. Ze schept in de pauze zelfs op dat ze naast hem zit. Daar ben ik dan weer bijna beledigd over.
Na de pauze verkas ik en ga ik bij Leen en de Hunk zitten. De twee dames en heren (die overigens in de pauze geen enkele belangstelling voor elkaar getoond hebben) schuiven nu naar elkaar op en wisselen papiertjes uit. De achterste rij van de tenoren heeft het akkefietje met belangstelling gevolgd. Wat broeit er allemaal waar wij geen weet van hebben, zeggen wij tegen elkaar. Want de sopranen riepen ook al 'Uitslovers' tegen de alten. Dat heb ik even gemist, maar Leen en de Hunk hebben het allebei gehoord.
Vanavond zingen we een stukje uit 'Theodora'. De dirigent weet te verhalen dat zij de allereerste martelares was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten