Vandaag naar het Frans Hals Museum in Haarlem waar een tentoonstelling hangt van de Haarlemse impressionist Coba Ritsema. Ik was nog nooit in het Frans Hals Museum en van Coba Ritsema heb ik wel gehoord maar ik geloof nog nooit wat gezien, maar ik las een bijzonder lovende inspirerende recensie in de Volkskrant. Het is wel een thema dit jaar: de prachtige schilderessen van zo een eeuw geleden. Ooit zeer succesvol, nu vrijwel vergeten.
Ik was bij vrouwen in het Singermuseum, (verzamelaarsters en kunstenaressen), bij Jacoba van Heemskerk in het Kunstmuseum in Den Haag, bij Jo Koster in het Stedelijk Museum Gouda en dan nu weer Coba Ritsema. Twee jaar geleden bezocht ik de Duitse Paula Modersohn Becker in Bremen, de Russische Marianne Werefkin in Zwolle en de Zweedse Hilma Af Klint in het Kunstmuseum. Steeds het verhaal dat ze in hun tijd niet of nauwelijks onderdeden voor hun mannelijke collega's, maar de de tand des tijds deed hen verbleken. Ze schilderden vaak portretten en stillevens, binnen, want in hun eentje naar buiten mocht niet, en werden daarom door de modernisten traditioneel genoemd en dat was dan de genadeklap. Het is echt mooi werk. Ze was onderdeel van de Amsterdamse groep schilderessen De Joffers, wat volgens de Volkskrant een soort laatdunkende trem was: ongehuwde welgestelde dames.
Wat erg geprezen wordt is de lose touch van het schilderwerk en het feit dat ze veel van haar (vrouwelijke) modellen op de rug schildert, wat extra intimiteit zou geven. Ze schildert ook steeds een buurmeisje Leentje. Eén keer ligt ze op bed, net als Breitners meisje in kimono. Maar waar het meisje van Breitner geërotiseerd wordt hangt het meisje van Ritsema wat te lanterfanten.
Ik wil dat het werk van deze 'vergeten vrouwen' even sterk in mijn geheugen gegrift staat als een Van Gogh, een Breitner, een Kees van Dongen, een Jan Sluijters, een Charley Toorop. En dat werkt het best als je een oeuvre bij elkaar ziet.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten