
Daar zaten twee monniken Bob en Gijs in een klooster op een heuvel.
Ze sleten hun tijd, en dat was een hoop, met sigaren, wijn en gekeuvel.
Ze kletsten over Jeruzalem en loofden de heer met Psalmen.
En zo kon je Bobs eerst' en Gijs' tweede stem in de omtrek horen galmen.
Of ze gingen ze naar het dorp benee om daar de Heer te loven
En dan stemden ze op de KVP en dan gingen ze weer naar boven.
Er klopte daar een meisje aan, dat hebben ze opgenomen
Want ze misten bij het zingen een goeie sopraan - daar ze zelf niet zo hoog konden komen.
Zij waste hun kleren het witgoed en bont, zij maakte hen nieuwe sandalen.
In het klooster ging de wijnfles rond en in het dorp de roddelverhalen.
Het meisje begreep dit en is weggegaan na een afscheid met veel tranen.
Bob gaf haar een hand, wat ie nooit had gedaan,
En Gijs voor de reis wat bananen.
En 's avonds zongen ze in duet een lied dat sneed door je merg en
Het meisje hoorde dat nog net en antwoordde over de bergen.
Maar toen kwam er een man uit het dorp op de fiets en sprak: 'Zo kunnen we het niet laten!
Dat meisje moet terug, anders hebben we niets zo beneden om over te praten!'
En nu zingen ze weer met z'n drieen in koor en wast ze weer hun kleren.
En ze krijgen d'r zelfs subsidie voor, want Gods kinderen zijn rare peren...
(Naar Jaap Fischer)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten